Categorie: Tàijí
Titel: De 10 belangrijke punten voor Tài Jí Quán
Mondelinge
instructies van Yang Cheng-fu, vastgelegd door Chen Wei-ming in 1925
en vertaald door Kris Oosting.
1. De energie op de
top van het hoofd moet helder en gevoelig zijn.
"Energie naar de top
van het hoofd" betekent dat het hoofd rechtop moet worden
gedragen, zodat de shén (geest) de uiterste top kan bereiken.
Er moet geen kracht worden gebruikt. Wanneer er kracht wordt gebruikt
is de achterkant van de nek stijf en het bloed (xuè) en de
qì kunnen niet goed circuleren. Er moet een gevoel zijn van
heldere gevoeligheid en ongedwongenheid.
Zonder deze heldere en
gevoelige energie op de top van het hoofd kan de shén niet stijgen.
2. Laat de borst
zakken en hef de rug op.
"Het zakken van de
borst" betekent dat de borst iets naar binnen wordt gebracht,
zodat de qì naar de dantián kan zakken. Voorkom
expansie van de borst. Dit zorgt er namelijk voor dat de qì in
de borst blijft en dat maakt topzwaar. Dit veroorzaakt een zwevend
gevoel in de voetzolen.
"Opheffen van de
rug" betekent dat de qì aan de rug blijft plakken. Als je
de borst laat zakken, zal de rug natuurlijk omhoog gaan.
Als je de rug kan
opheffen, zal de kracht uit de rug voortkomen en kun je iedere
tegenstander verslaan.
3. Ontspan de taille.
De taille is de heerser
van het lichaam. Als de taille ontspannen is, hebben de voeten kracht
en is ons fundament stabiel.
De overgangen van vol en
leeg komen van de rotatie van de taille. Daarom wordt er gezegd dat
de taille het belangrijkste gebied is. Als we een tekort aan kracht
hebben moeten we voor de oorzaak bij de taille zijn.
4. Maak onderscheid
tussen vol en leeg.
Het onderscheiden
(herkennen) van vol en leeg is het eerste principe van
Tàijíquán. Als het lichaamsgewicht op het
rechterbeen rust is het rechterbeen vol en het linkerbeen leeg. Als
het lichaamsgewicht op het linkerbeen rust is het linkerbeen vol en
het rechterbeen leeg.
Pas na het herkennen van
vol en leeg zullen onze draaibewegingen licht, behendig en moeiteloos
zijn. Wanneer we niet instaat zijn dit onderscheid te maken zijn onze
passen zwaar en stijf. Onze stand zal onstabiel zijn en we zullen
eenvoudig ons balans verliezen.
5. Laat de schouders
en ellebogen zakken.
"Laat de schouders
zakken" betekent dat ze ontspannen zijn en neerwaarts hangen.
Wanneer de schouders niet ontspannen zijn en zijn opgetrokken stijgt
de qì en is het gehele lichaam zonder kracht.
"Laat de ellebogen
zakken" betekent dat de ellebogen ontspannen zijn en neerwaarts
hangen. Als de ellebogen worden opgetrokken kunnen de schouders niet
zakken. We zullen dan niet in staat zijn om onze tegenstanders ver
weg te duwen. We maken de fout van het onderbreken van de energie
zoals in externe systemen gebeurt.
6. Gebruik de
geest(-eskracht) en niet kracht.
Dit is beschreven in de
"Verhandeling van Tàijíquán" en
betekent dat we uitsluitend op de geest vertrouwen en niet op (spier)kracht.
Tijdens het beoefenen van
Tàijíquán is het gehele lichaam ontspannen.
Als we zelfs de geringste
onhandigheid kunnen verwijderen zullen onze bewegingen licht,
behendig, rond en spontaan zijn in plaats van dat het blokkades
veroorzaakt in de pezen, botten en bloedvaten en zodoende onze
vrijheid beperkt.
Sommigen vragen zich af
hoe we sterk kunnen zijn zonder dat we (spier) kracht gebruiken.
De meridianen van het
lichaam zijn als kanalen over de aarde. Wanneer de kanalen open zijn
kan het water vrij stromen; wanneer de meridianen open zijn kan de
qì vrij stromen.
Wanneer stijfheid de
meridianen blokkeert zullen de qì en het bloed (xuè)
worden belemmerd en onze bewegingen zijn niet meer behendig. Wanneer
er aan een haar wordt getrokken, zal het gehele lichaam schudden.
Echter, als we geen
kracht maar de geest gebruiken zal de qì onze geest volgen. Op
deze manier als de qì vrij door het lichaam stroomt zullen we
na lang oefenen de ware interne kracht bereiken. Hiermee bedoeld
"Verhandeling van Tàijíquán":
"alleen van de hoogste zachtheid komt hardheid."
De armen van diegene die
Tàijíquán machtig zijn geworden zijn als ijzer
verborgen in katoen en zijn uitermate zwaar.
Wanneer diegenen die een
extern systeem beoefenen kracht gebruiken is dat duidelijk. Maar als
ze kracht hebben en het niet gebruiken zijn ze licht en drijvend
(niet stevig staan). Het is duidelijk dat hun kracht extern is, een
oppervlakkige energie. De kracht van beoefenaren van externe systemen
is eenvoudig te manipuleren en verdient niet veel lof.
7. Samenwerking tussen
boven- en onderlichaam.
Hiermee bedoeld de
"Verhandeling van Tàijíquán": "de
wortel zit in de voeten, wordt voortgebracht door de benen,
gecontroleerd door de taille en komt tot uitdrukking in de handen."
Van de voeten door de
benen tot de taille moet er een voortdurende stroom van qì zijn.
Wanneer de handen, taille
en voeten bewegen werkt de shén van de ogen eendrachtig samen.
Dit is de "samenwerking tussen boven- en onderlichaam".
Als één
deel niet is gesynchroniseerd, zal er verwarring zijn.
8. Samenwerking tussen
intern en extern.
Tàijíquán
oefent de geest. Daarom wordt gezegd: "de shén is de
leider en het lichaam gehoorzaamd."
Als we de geest
versterken (verhogen) zullen onze bewegingen uiteraard licht en
behendig zijn. De houdingen zijn niet meer dan vol en leeg, openen en sluiten.
Wat we bedoelen met
openen is niet alleen beperkt tot handen en voeten, maar ook de
shén opent. Zo ook met sluiten. We moeten ook begrijpen dan de
shén kan sluiten.
Wanneer het innerlijke en
uiterlijke zijn verenigd als één qì, dan is er
negens een onderbreking.
9. Continuïteit
zonder onderbreking.
De kracht van externe
beoefenaren is onwezenlijk en onhandig. Daarom zien we het beginnen,
eindigen, verder gaan en onderbreken. De oude kracht is uitgeput
voordat de nieuwe geboren is. Op dit niveau wordt iemand gemakkelijk
verslagen door anderen.
Bij
Tàijíquán gebruiken we de geest en niet de
kracht. Van het begin tot het einde zijn er geen onderbrekingen.
Alles is volkomen en ononderbroken, cirkelvormig en oneindig. Dit is
wat de Klassieken beschrijven als "een grote rivier die stroomt
zonder einde" of als "het bewegen van de energie als het
opwinden van een zijden draad van een cocon".
Dit alles is een uiting
van het begrip van een eenheid van één qì.
10. Zoek rust in beweging.
Beoefenaren van externe
systemen beschouwen sprongen en ineenduiken als bekwaamheid. Zij
putten hun qì uit en zijn na het oefenen zeker buiten adem.
Tàijíquán
gebruikt de rust om op een beweging te reageren. Zelfs als we
bewegen zijn we in rust (onbewegelijk). Daarom is tijdens het
beoefenen van de houdingen des te langzamer bewegen des te beter.
Wanneer iemand zijn/haar beweging vertraagd, wordt de ademhaling
langzaam en diep, de qì kan naar de dantián dalen en je
voorkomt de schadelijke effecten van een verhoogde hartslag.
Studenten die zorgvuldig
nadenken zullen de betekenis van dit bevatten.
© 2001 Copyright Long Feng Taiji - Maart 2001.